Achtergrond
Een toonaangevende Nederlandse aanbieder van telefonie en internetdiensten, met een uitgebreid glasvezelnetwerk, stuitte op een belangrijk probleem dat hun dienstverlening beïnvloedde. Het netwerk maakte gebruik van de Fiber Termination Unit (FTU), een apparaat dat glasvezelkabels beheert en verbindt met klantapparatuur. De FTU zet lichtsignalen om in elektrische signalen, waardoor standaard ethernetkabels verbinding kunnen maken met modems en routers via een mediaconverter.
Het probleem ontstond doordat verschillende glasvezelinfrastructuurleveranciers uiteenlopende FTU-modellen gebruikten. Hierdoor was de standaard mediaconverter van de aanbieder niet altijd compatibel met deze FTU’s. Dit betekende dat sommige klanten geen gebruik konden maken van de glasvezeldiensten zonder dat de volledige FTU vervangen werd, wat tijdrovend en kostbaar was. Monteurs besteedden meerdere uren aan deze vervangingen, wat leidde tot hogere kosten en langere wachttijden voor klanten. Dit beperkte bovendien de capaciteit van de aanbieder om nieuwe klanten snel aan te sluiten, wat een negatieve impact had op hun operationele efficiëntie.